Invaren start op 1 januari 2025

Oorspronkelijk gaven vijfentwintig pensioenfondsen, waaronder dertien – in het algemeen grotere – bedrijfstakpensioenfondsen aan per 1 januari 2025 naar het nieuwe pensioenstelsel te willen overstappen. De ene na de andere koploper besloot vervolgens tot uitstel, soms zelfs zonder een nieuwe beoogde invaardatum te noemen. Dat gebeurde vooral omdat het niet lukte om op tijd goed werkende administratiesystemen gereed te hebben. De problemen waren duidelijk onderschat.

Uiteindelijk bleven er drie pensioenfondsen over, fondsen die er met een dekkingsgraad van rond 120 procent overigens goed voorstaan. Deze drie hebben van DNB nu groen licht gekregen om per 1 januari 2025 over te stappen. Dat zijn het Beroepspensioenfonds voor de Loodsen met ruim 1300 deelnemers, het Pensioenfonds voor het personeel van het APG (onderdeel van ABP) met ruim 8000 deelnemers en het Pensioenfonds Werk en (re)Integratie (PWRI) met ruim 190.000 deelnemers. Overigens zijn volgens melding door die fondsen zelf aan de invaarbeschikking van DNB wel een aantal (niet openbaar gemaakte) voorschriften verbonden.

Opmerkelijk is dat de voorzitter van het grootste pensioenfonds van deze drie, het pensioenfonds PWRI, in diverse interviews aangaf dat de deelnemers van PWRI op basis van de wettelijk verplicht te communiceren informatie helemaal niet blij zullen zijn, en dat dit hen ook geen vertrouwen gaat geven in het nieuwe stelsel. Zij zei ook dat de IT-systemen nog niet helemaal gereed zijn. Zo kunnen bijvoorbeeld de pensioenoverzichten (UPO’s) nog niet uitgedraaid worden. In die overzichten moet informatie aan de deelnemers worden verstrekt over de situatie voor en na de transitie, zodat een vergelijking tussen het oude en nieuwe pensioen mogelijk wordt. Pas in het tweede kwartaal van 2025 zullen de deelnemers het overzicht met definitieve bedragen ontvangen, zodat ze kunnen zien hoe de overgang naar het nieuwe stelsel voor hen heeft uitgewerkt. De voorzitter liet ook weten dat deelnemers niet kunnen controleren hoe hun persoonlijke pensioenpot is berekend, en dat zij de uitkomst ook niet zelf kunnen narekenen.

PWRI, een bijzonder pensioenfonds

Nu is PWRI wel een bijzonder pensioenfonds. De deelnemers aan dat pensioenfonds zijn veelal mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en dat maakt communicatie hoe dan ook minder eenvoudig, zeker waar het een relatief ingewikkeld onderwerp als pensioen betreft. Dat aspect moet zeker worden meegewogen. Dat neemt niet weg dat een deelnemer tijdig in staat zou moeten zijn om door een onafhankelijke pensioendeskundige te laten narekenen of de verstrekte opgave juist is. Dat wil dan zeggen dat die is vastgesteld op basis van door het pensioenfonds juist geadministreerde en ook aan de deelnemer gecommuniceerde data (datakwaliteit!). Aan de voorwaarde van tijdigheid voldoet PWRI duidelijk niet. De AFM heeft bepaald dat tijdig minimaal een maand voor het invaren betekent, terwijl deelnemers van PWRI pas uiterlijk in het 2e kwartaal van 2025 weten wat de consequenties werkelijk zijn.

De druk om een start te maken

De druk om vertrouwen in de pensioentransitie uit te stralen en daarom tenminste één pensioenfonds met een behoorlijke omvang per 1 januari 2025 te laten overgaan, was kennelijk erg groot. In ieder geval groot genoeg om bij het geven van groen licht voor het invaren – of gezien de gestelde voorschriften van DNB wellicht oranje licht – de nu nog aanwezige tekortkomingen op de koop toe te nemen.

Reconstrueerbaarheid van pensioen essentieel voor vertrouwen

Belangrijk is dat pensioen wordt uitgelegd op een manier die deelnemers begrijpen. Een basisvoorwaarde daarvoor is dat, naast een overzicht van de diverse achtereenvolgende versies van het pensioenreglement gedurende de diensttijd van een deelnemer, wordt vermeld van welke gegevens bij de pensioenopgave is uitgegaan. Dat zijn er nogal wat. Denk daarbij aan achtereenvolgende dienstverbanden (met bijbehorende parttimepercentages), pensioengrondslagen in alle jaren, informatie over huwelijk, samenwonen, echtscheidingen en daarbij eventueel verevende pensioenrechten, waardeoverdrachten, perioden met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en indexaties. Indien er bij een deelnemer niet alleen op het moment van invaren, maar ook in de jaren daarna, twijfel ontstaat over de juistheid van zijn pensioen moet het mogelijk zijn de opbouw van de pensioenrechten te reconstrueren en eventuele fouten uit het verleden te herstellen.

Publiceren van nieuwe pensioenreglementen topprioriteit

Een andere basisvoorwaarde voor het creëren van vertrouwen in het nieuwe stelsel is dat inzicht wordt verkregen in nieuwe (aangepaste) pensioenreglementen. Zowel actieven als gepensioneerden zullen de voorwaarden van het oude met het nieuwe pensioenreglement willen vergelijken. Denk daarbij aan de aanspraken op nabestaandenpensioen en de indexatierekenregels.

In het nieuwe pensioenreglement moet daarnaast tenminste informatie beschikbaar zijn over de manier waarop overrendement en beschermingsrendement worden toebedeeld, hoe de hoogte van het (bijzondere) nabestaandenpensioen wordt bepaald en hoe de kosten, zoals de beleggingskosten, over de verschillende groepen deelnemers worden verdeeld.

De parallel met het kopen van een appartement dringt zich op. Je koopt geen nieuw appartement zonder het reglement van de VvE te kennen (met daarin de rechten en verplichtingen voor de koper). Hoe kan een deelnemer nu oordelen over invaren zonder de inhoud van het nieuwe pensioenreglement te kennen?

Zolang aan het voorgaande geen invulling is gegeven, lijkt het hopen op vertrouwen in het nieuwe pensioenstelsel vooral wensdenken.


Bestuurslid VGO Media
Anton de Bekker deelt in zijn maandelijkse column zijn persoonlijke visie over actuele pensioenonderwerpen.