Indexering in het gedrang
Anders dan PNO Media heeft een aantal pensioenfondsen, waaronder gigant Pensioenfonds Zorg en Welzijn, besloten om de pensioenen per 1 januari 2025 niet te verhogen en dat vooral om in de komende jaren soepel naar het nieuwe pensioenstelsel te kunnen overstappen.
Wat deze pensioenfondsen beslist willen vermijden, is dat de pensioenen op de invaardatum moeten worden verlaagd als gevolg van slechte ontwikkelingen op de financiële markten in de periode kort voor het invaren. Bij een lage dekkingsgraad op het moment van invaren is er immers het risico dat er onvoldoende vermogen beschikbaar is om alle pensioenen zonder een korting naar het nieuwe stelsel over te zetten.
Door nu minder te indexeren dan reglementair mogelijk is, kan eventuele kortingspijn bij invaren worden voorkomen. Dat is bestuurlijk plezierig. Het verdelen van overschotten is nu eenmaal makkelijker te communiceren dan het korten van pensioenen. Ook willen die fondsen voorkomen dat daardoor het tapijt onder het toch al wankele draagvlak voor het nieuwe pensioenstelsel verder wordt weggetrokken.
Wat voorts meeweegt is de wens om bij het invaren over voldoende middelen te beschikken om enkele reserves te vullen (onder andere de solidariteitsreserve) en om de compensatie voor de afschaffing van de doorsneesystematiek uit het pensioenvermogen te kunnen betalen.
Rust kopen via niet of minder indexeren en/of een tijdelijke risicoreductie
Vooral pensioenfondsen met een relatief lage dekkingsgraad besloten ‘rust te kopen’ door pensioenen over 2024 niet of minder dan reglementair mogelijk was te indexeren en daarnaast de risico’s in de aanloop naar het nieuwe stelsel aanzienlijk te reduceren. Dat lijkt wellicht verstandig, maar lagere risico’s leiden vrijwel altijd tot lagere beleggingsopbrengsten en beperken daarmee het uitzicht op een koopkrachtig pensioen. Dat betreft niet alleen de periode tot invaren. Een lager vermogen werkt ook in de toekomst door. Bovendien staat een dergelijke risicoreductie haaks op het uitgangspunt dat pensioenen in het nieuwe stelsel met de economie moeten meebewegen.
Het is daarom belangrijk dat pensioenfondsen bij besluitvorming over risicoreductie zowel de korte- als langetermijnbelangen van hun deelnemers en gepensioneerden zorgvuldig wegen.
Wie betaalt de prijs van invaarzekerheid?
Zekerheid heeft een prijs. Er zijn voor wat betreft zekerheid geen gratis lunches. Laten we daarom eens kijken wie de rekening voor de invaarzekerheid moet betalen. Daarbij maak ik onderscheid tussen de gevolgen van niet of minder indexeren en de gevolgen van risicoreductie.
Gevolgen van niet of maar beperkt indexeren
De groep actieven en slapers
Bij het niet of maar beperkt indexeren van pensioenen, zijn de gevolgen voor nog actieven en slapers beperkt. Spreiding in de tijd van indexaties raken hen nauwelijks. Voor hen is vooral de hoogte van het pensioen op de pensioeningangsdatum belangrijk. In welk jaar voor hen wordt geïndexeerd, is minder relevant. Als dat maar gebeurt voordat het pensioen ingaat.
Gepensioneerden
Voor gepensioneerden is er wel degelijk verschil. Het niet indexeren treft hen direct in de portemonnee. Natuurlijk is het voor gepensioneerden vervelend als een pensioenverhoging in enig jaar zou worden gevolgd door een even grote pensioenverlaging in een opvolgend jaar. Maar per saldo zijn gepensioneerden dan nog steeds beter af. Uiteindelijk is het pensioen dan weliswaar even hoog, maar gedurende enige tijd is er wel een hoger pensioen ontvangen.
Gevolgen van rust kopen door tijdelijke risicoreductie
De dekkingsgraad van een pensioenfonds is sterk afhankelijk van de hoogte van de rente. Stijgt de rente, dan is er minder vermogen nodig om de pensioenverplichtingen te kunnen nakomen. Dan stijgt de dekkingsgraad. Daalt de rente op de financiële markten, dan is er juist meer vermogen nodig en daalt de dekkingsgraad.
Een verandering van de rente met 1% heeft bij de meeste pensioenfondsen al snel een effect van circa 15% op de pensioenverplichtingen. Het gaat dus om serieus geld!
Het risico van rentedalingen kan op de financiële markten worden afgedekt. Daalt de rente, dan levert dat flinke inkomsten op. Stijgt de rente, dan kost dat het pensioenfonds veel geld. Onder verder gelijkblijvende omstandigheden is er bij het volledig dicht zetten van het renterisico geen effect op de dekkingsgraad. Die blijft dan gelijk.
Gevolgen actieven en slapers
Voor actieven en slapers is een tijdelijke (extra) afdekking van het renterisico niet echt nodig. Renteschommelingen middelen zich in de loop van de tijd wel uit. Zou de rente in de korte periode tot het invaren dalen, dan levert een afdekking van het renterisico uiteraard een financieel voordeel op. Stijgt de rente, dan kost dat veel geld.
Omdat het om een tijdelijke maatregel gaat, zijn zowel de daardoor ontstane winsten als verliezen definitief. Het gaat om relatief grote bedragen, met globaal gesproken een even grote kans op winst als op verlies
Gevolgen gepensioneerden
Voor gepensioneerden weegt het kortetermijneffect zwaarder. Die hebben er meer belang bij om de dekkingsgraad tot het moment van invaren te beschermen. Het effect van een eventueel lagere dekkingsgraad op het invaarmoment, soms resulterend in een pensioenkorting, wordt door gepensioneerden immers nooit meer ingehaald. Ook een eventuele ‘invaarbonus’ bij een dekkingsgraadoverschot op het invaarmoment gaat dan definitief verloren.
Conclusies
- Rust kopen door risicoreductie tot het invaarmoment voor wat betreft de beleggingen kost naar verwachting rendement. Risico en rendement gaan immers hand in hand.
- Een hogere afdekking van het renterisico lijkt iets meer in het belang van gepensioneerden dan van actieven en slapers.
- De kans op winst en verlies bij een tijdelijk hogere afdekking van het renterisico is ongeveer even groot. Het gaat om grote bedragen.
- Een relatief beperkte rentedaling of rentestijging in de periode tot invaren kan op fondsniveau al snel leiden tot een eenmalig flinke wijziging van de invaardekkingsgraad.
- Het kopen van rust door niet te indexeren in situaties waarin dat wel mogelijk zou zijn, is onevenwichtig. De nadelen slaan dan onevenredig neer bij gepensioneerden. Indexeren waar mogelijk moet dus uitgangspunt zijn.
Bestuurslid VGO Media
Anton de Bekker deelt in zijn maandelijkse column zijn persoonlijke visie over actuele pensioenonderwerpen.