PNO Media heeft het voornemen om de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel op 1 januari 2027 te laten plaatsvinden. Op dat moment wordt het collectieve pensioenfondsvermogen over alle individuele deelnemers verdeeld. Het is dan ook niet voor niets dat DNB veel aandacht geeft aan de datakwaliteit die nodig is om op dat moment tot een correcte vermogensverdeling te komen. Die verdeling moet uiteraard in één keer goed zijn. Daarna is het vermogen verdeeld en is er geen weg terug meer.

Anders gezegd, van een geklutst ei kun je nu eenmaal geen gewoon ei meer maken. Of nog wat scherper gesteld, van een geklutst ei kun je wellicht veel roereieren bakken, maar van veel roereieren maak je nooit meer een geklutst ei.

In de eerste jaren na de overgang kunnen kleine fouten uit het verleden overigens nog wel worden gecorrigeerd ten laste van een operationele reserve.

Alle reden om alert te zijn

Voor alle deelnemers – zowel gepensioneerden, actieven als slapers – is er alle reden om alert te zijn en zich af te vragen of het pensioenvermogen dat hen bij de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel wordt toebedeeld, wel op de juiste gegevens is gebaseerd. De foutenkans is overigens het hoogst voor werkenden. Is er wel rekening gehouden met de door andere pensioenfondsen aan PNO Media overgedragen pensioenrechten, is er wel uitgegaan van het juiste salarisverloop (de pensioengrondslag) en kloppen eventuele parttimepercentages tijdens de deelname aan de pensioenregeling?

Arbeidsongeschikten

Voor arbeidsongeschikte deelnemers wordt de pensioenopbouw, afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid en zonder dat daarvoor de normale pensioenpremie verschuldigd is, geheel of gedeeltelijk premievrij voortgezet. Omdat de mate van arbeidsongeschiktheid door het UWV wordt vastgesteld en in de praktijk frequent wordt gewijzigd, vaak zelfs met terugwerkende kracht, is de administratieve verwerking complex en de foutenkans aanzienlijk. Voor veel pensioenfondsen is dat de reden om voor arbeidsongeschikten die met pensioen gaan de hoogte van het pensioen op basis van de laatst bekende gegevens integraal te controleren. De kosten van eventuele correcties kunnen voor de transitie nog ten laste van het collectieve pensioenvermogen worden gebracht.

Gepensioneerden

Voor gepensioneerden is de kans op fouten gering. We mogen verwachten dat gepensioneerden op het moment dat hun pensioen inging een laatste controle hebben uitgevoerd en de hoogte van hun pensioen hebben vergeleken met de pensioenbedragen die door PNO Media waren vermeld op het laatste uniforme pensioenoverzicht voor pensioeningang.

Verdeling pensioenaanspraken bij echtscheiding een groot risico

Hoewel het aantal echtscheidingen in Nederland mede als gevolg van het niet dan wel pas op latere leeftijd trouwen al jaren op rij afneemt, eindigt in Nederland toch nog gemiddeld 1 op de 3 huwelijken in een echtscheiding. Dat betekent voor pensioenuitvoerders bij de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel veel werk. Voor alle deelnemers die zijn gescheiden, moet worden vastgesteld hoe bij het invaren om te gaan met hun pensioenaanspraken en de toebedeling van het pensioenvermogen. De pensioenwetgeving is op het punt van echtscheiding in het verleden een paar keer gewijzigd. Dat leidt tot het volgende tijdschema.

  • Echtscheiding voor 9 februari 1973

Bij echtscheiding voor 9 februari 1973 gold dat de ex-partner na echtscheiding bij het overlijden van de deelnemer geen aanspraken kon doen gelden.

  • Echtscheiding na 9 februari 1973 maar voor 27 november 1981

Bij echtscheiding na 9 februari 1973, maar voor 27 november 1981 bepaalde de toenmalige Pensioen- en spaarfondsenwet dat de ex-partner (let op: dat gold alleen voor de vrouw) na echtscheiding aanspraak kon doen gelden op het volledige door de man tot aan de echtscheidingsdatum opgebouwde weduwepensioen. Dat pensioen werd aangeduid als bijzonder weduwepensioen.

Vanaf 1 augustus 1987 gold een dergelijke regeling ook voor weduwnaars (bijzonder weduwnaarspensioen), vanaf 1 januari 1998 voor geregistreerde partners (bijzonder partnerpensioen) en vanaf 1 januari 2008 ook bij het beëindigen van een niet-geregistreerd partnerschap.

  • Echtscheiding na 27 november 1981 maar voor 1 mei 1995

Bij echtscheiding na 27 november 1981 (de datum van het baanbrekende Boon – Van Loon arrest van de Hoge Raad) maar voor 1 mei 1995 heeft de ex-partner bij een huwelijk in gemeenschap van goederen behalve recht op het bijzondere nabestaandenpensioen, in principe ook recht op een deel van het ouderdomspensioen .

Eerst moet dan de waarde van zowel het ouderdoms- als het nabestaandenpensioen worden bepaald. Daarna kan worden vastgesteld of een van de partners teveel krijgt (is overbedeeld). Via een periodieke uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen kan een overbedeling worden verrekend. Een rechtstreekse verrekening in de boedel is overigens ook mogelijk. Meestal is de wijze van verrekening van een mogelijke overbedeling in het echtscheidingsconvenant vastgelegd.

De Hoge Raad oordeelde in oktober 2006 dat pensioenverhogingen die na de scheiding worden toegekend, maar mede betrekking hebben op de voor de scheiding opgebouwde pensioenen, onderdeel uitmaken van het te verrekenen en dus aan de ex uit te betalen bedrag.

  • Echtscheiding na 30 april 1995

Op basis van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (WVP) moeten de pensioenen bij beëindiging van een huwelijk of een geregistreerd partnerschap na 30 april 1995 worden gedeeld. Iedere partner heeft in principe recht op de helft van het door de deelnemer tijdens het huwelijk opgebouwde pensioen.

Als dat binnen twee jaar na de scheiding aan de pensioenuitvoerder wordt verzocht, kan het recht van de ex-partner worden vervangen door een zelfstandig recht op uitbetaling aan de ex-partner. Als zo’n verzoek uitblijft, moeten de ex-partners na pensioeningang zelf voor verrekening zorgen.

Ook is het voor de partner met instemming van de deelnemer en de pensioenuitvoerder mogelijk de aanspraak om te zetten in een aanspraak met dezelfde waarde op het eigen leven van de ex (conversie). De pensioenband tussen de deelnemer en de ex-partner wordt dan volledig beëindigd. Dit wordt met de komende wijziging van de WVP in 2027 standaard.

Echtscheiding op hoge leeftijd, na pensioeningang

Ook bij een scheiding op hoge leeftijd krijgen gepensioneerden te maken met de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Hoe om te gaan met de verevening van de pensioenen? Worden de opgebouwde pensioenen fifty fifty (50/50) volgens de wet verdeeld? Of is het juist raadzamer om een andere verdeling te volgen, bijvoorbeeld in verband met de woonwensen en de hypotheekmogelijkheden? Een andere wijze van verdeling is mogelijk en kan in het echtscheidingsconvenant worden vastgelegd.

Afstemming reglementaire pensioenrechten met echtscheidingsconvenant belangrijk

Bij het invaren, komt direct de vraag aan de orde welk deel van het pensioenvermogen bij de overgang toekomt aan de deelnemer en welk deel aan de ex-partner. Daarbij is het van belang rekening te houden met afspraken die in het verleden in echtscheidingsconvenanten zijn vastgelegd. Denk daarbij zeker aan afspraken over indexatie na pensioeningang. Gezien het aantal echtscheidingen in Nederland, betekent dat heel veel werk voor de pensioenuitvoerders. Het is onderwerp dat weinig aandacht heeft gekregen. Persoonlijk beschouw ik de verdeling van de pensioenaanspraken tussen ex-partners bij de transitie als een van de grootste uitvoeringsrisico’s en voor pensioenfondsen als een potentieel hoofdpijndossier.


Bestuurslid VGO Media
Anton de Bekker deelt in zijn maandelijkse column zijn persoonlijke visie over actuele pensioenonderwerpen.