“Hieronder een korte uitleg van de diverse dekkingsgraden:
  • De actuele dekkingsgraad, die berekend wordt met de rente van vandaag. Deze dagrente kent twee varianten:
    • de marktrente. Dit is de rente, zoals die op de markt tot stand komt. Voor PNO Media wordt die benaderd door de 20-jaars swap rente in euro’s, omdat de verplichtingen (de nog uit te betalen pensioenen) een gemiddelde looptijd hebben van een kleine 20 jaar. Zie https://sebgroup.com/large-corporates-and-institutions/prospectuses-and-downloads/rates/swap-rates voor de online stand. Kijk bij Swap [Euro] 20 Yr.
    • de ftk-rente (financieel toetsingskader); tot looptijden van 20 jaar geldt de marktrente, voor langere looptijden is deze rente gebaseerd op de ufr-rente (ultimate forward rate). Dit is een wetenschappelijk geconstrueerde rente, omdat in looptijden boven de 20 jaar te weinig handel is/was (zie hieronder) om een betrouwbaar getal op te leveren. De ftk-rente levert voor de pensioenfondsen een hogere dekkingsgraad op dan de actuele rente. Dat kan aanmerkelijk schelen: eind mei was bij PNO de actuele ftk-dekkingsgraad 98,6%, en de marktwaarde-dekkingsgraad 94,2%. De ftk-rente is begin juni 2019 door de Commissie Parameters onder voorzitterschap van Jeroen Dijsselbloem herijkt (dat gebeurt iedere vijf jaar). De ftk-rente is daarbij lager geworden, omdat de marktrentes nu de eerste 30 jaar meetellen in plaats van 20 jaar. Voor pensioenfondsen is dat ongunstiger, omdat die dan meer geld in kas moeten hebben om de toekomstige pensioenen uit te betalen. Dat kan een gemiddeld pensioenfonds straks zomaar 4% dekkingsgraad kosten (o.b.v. de rentestand van eind mei 2019). Voor PNO Media moet dat nog uitgerekend worden.
  • De beleidsdekkingsgraad is het voortschrijdend 12-maands gemiddelde van de actuele dekkingsgraden op basis van de ftk-rente. En is beleidsmatig de toetssteen voor indexeren of korten. Omdat die beleidsdekkingsgraad op 31 december 2018 106 % was, en daarmee boven 104,2 % minimaal vereist eigen vermogen (MVEV) stond, is PNO – als een van de weinige pensioenfondsen (slechts 4 van de 45) die in de gevarenzone zaten – voor de komende vijf jaar ontsnapt aan kortingen. Dat zijn de kortingen waarover nu veel in kranten staat, omdat de grote fondsen (ABP, Zorg en Welzijn, PMT, PME) nog wél in de gevarenzone zitten.
  • De kritische dekkingsgraad. Dat is de ondergrens die in het herstelplan gehanteerd moet worden. Die bedraagt nu ca 92%. Zakt PNO daaronder dan is het niet te verwachten dat het fonds binnen tien jaar het ‘vereist eigen vermogen’ (VEV) van ongeveer 125% bereikt. En dan moet er alsnog gekort worden. Dit is dus een andere korting dan in het vorige punt.
  • De reële dekkingsgraad. Daarmee wordt de mogelijkheid om ‘toekomstbestendig’ te indexeren inzichtelijk gemaakt. Als de reële dekkingsgraad minimaal 100% is, kan het fonds zijn pensioenverplichtingen betalen en nu en in de toekomst de pensioenen verhogen met de prijsstijgingen. Bij PNO was de reële dekkingsgraad eind 2018 85,9%.
Zie verder de website van PNO Media en ook de PNO-jaarverslagen die daar te vinden zijn.”
(met dank aan Ruud Leyendekker)