Gelijke belangen van deelnemersgroepen in het oude stelsel
Onder de regelgeving in het oude pensioenstelsel, het Financieel Toetsingskader (FTK), liepen de belangen van alle groepen deelnemers in het pensioenfonds (actieven, slapers en gepensioneerden) bijna helemaal gelijk. Alle financiële resultaten, zoals de beleggings- en sterfteresultaten en de door het fonds gemaakte kosten, kwamen uiteindelijk in de dekkingsgraad tot uitdrukking. Populair gezegd gaf de dekkingsgraad aan hoeveel euro het pensioenfonds in kas had voor iedere euro pensioen die het in de toekomst moet uitkeren.
Omdat de pensioenen van alle groepen deelnemers op basis van de dekkingsgraad evenveel werden verhoogd of verlaagd, werd ook het inflatierisico collectief gedragen en was er sprake van generieke solidariteit. De belangen van de verschillende groepen deelnemers liepen in het oude stelsel dus parallel.
Belangen van deelnemersgroepen in het nieuwe pensioenstelsel lopen uiteen
In het nieuwe pensioenstelsel is solidariteit gelukkig nog steeds een belangrijk element. Solidariteit heeft dan met name nog betrekking op het delen van sterfte-, lang leven- en de arbeidsongeschiktheidsrisico’s. Die risico’s worden collectief gedeeld.
Voor de beleggingsresultaten is dat niet langer het geval. Het pensioenvermogen wordt nog steeds collectief belegd. Maar iedere deelnemer heeft dan min of meer zijn eigen aandeel in dat collectieve vermogen, in de vorm van een beleggingsrekening. Ook worden de beleggingsresultaten vervolgens ongelijk over verschillende leeftijdsgroepen verdeeld. Daarbij wordt verondersteld dat jongeren meer in zakelijke waarden (lees aandelen) willen beleggen, en ouderen meer in vastrentende waarden, zoals risicovrije obligaties. Verschillende leeftijdsgroepen ontvangen dus een resultaatdeling op basis van hun eigen risico- en beleggingsprofiel. Beleggingsresultaten worden niet langer solidair met elkaar gedeeld.
Het pensioenfonds krijgt daarmee meer het karakter van een verplichte deelname aan een beleggingsfonds met verschillende risicoklassen. Vaak wordt er daarbij voor gepensioneerden gekozen voor de zogenaamde ‘collectieve uitkeringsfase’. Dat wil dan zeggen dat binnen de groep van gepensioneerden alle risico’s wel gezamenlijk worden gedragen, en dat de resultaten van die groep worden vertaald in een gelijke verhoging of verlaging van de bestaande uitkering voor alle gepensioneerden.
Duidelijkheid vooraf over toerekening resultaten en kosten
Juist in de situatie waarin de risico’s ongelijk worden toebedeeld, moet in fondsdocumenten vooraf duidelijk zijn vastgelegd hoeveel risico iedere leeftijdsgroep loopt en in welke verhouding baten zoals beleggingsopbrengsten, en lasten zoals beleggings- en administratiekosten, worden verdeeld. Duidelijk is dat de belangen niet langer parallel lopen. Iedere groep deelnemers heeft belang bij een zo hoog mogelijk aandeel in de beleggingsopbrengsten en een zo laag mogelijk aandeel in de kosten. Een groter deel van de koek voor de een, resulteert immers in een kleiner deel voor een ander.
Waarborgen voor een goede governance zijn belangrijk
De sociale partners bepalen de keuze van het pensioencontract (solidair of flexibel), en ook de inhoud van de pensioenregeling. Het bestuur van het pensioenfonds is daarna verantwoordelijk voor het risicobeleid, het beleggingsbeleid en het solidariteitsbeleid. Vooral omdat in het nieuwe pensioensysteem een voordeel voor een bepaalde deelnemersgroep resulteert in een nadeel voor een andere deelnemersgroep, is een evenwichtige belangenafweging belangrijker dan ooit.
Die ‘evenwichtige belangenafweging’ is de specifieke verantwoordelijkheid en kerntaak van het bestuur van het pensioenfonds. Daarbij spelen vragen als: lopen we voor gepensioneerden wel voldoende beleggingsrisico om enig uitzicht te krijgen op koopkrachtbehoud? En: worden administratie- en beleggingskosten wel ‘eerlijk’ aan de verschillende deelnemersgroepen toegerekend?
Het bestuur van het pensioenfonds draagt daarbij een grote verantwoordelijkheid. De samenstelling van het bestuur, met de vertegenwoordigers van de verschillende deelnemersgroepen, is dan vaak van doorslaggevend belang.
Evenwichtige samenstelling bestuur
Nu alle risico’s in het nieuwe stelsel neerslaan bij de deelnemers en gepensioneerden en de werkgever niet langer risico’s loopt, wordt soms de vraag gesteld of werkgevers nog langer vertegenwoordigd moeten zijn in pensioenfondsbesturen. Naar mijn persoonlijke mening is het antwoord ja. Pensioen blijft een arbeidsvoorwaarde en de betrokkenheid van werkgevers blijft daarbij belangrijk. Een situatie waarbij werkgevers zeggen: “Ik betaal wel wat meer salaris en mijn werknemers zoeken het pensioen maar lekker zelf uit” is sociaal gezien onwenselijk.
Een sterkere positie van gepensioneerden in het bestuur is wel gewenst. Vaak heeft de helft van het belegde pensioenvermogen betrekking op ingegane pensioenen. In dat geval moet worden voorkomen dat sociale partners besluiten kunnen nemen waarbij lasten onevenwichtig op gepensioneerden worden afgewenteld, of dat beleggingsresultaten niet evenwichtig worden toebedeeld. Dat vraagt ten eerste om voldoende waarborgen en vastlegging in het pensioenreglement hoe rendementen worden verdeeld, de bepaling van beschermings- en overrendement en de wijze van vullen en onttrekken aan de solidariteitsreserve, als ook van de wijze van kostentoerekening (o.a. beleggings- en administratiekosten) aan de verschillende groepen deelnemers.
Ten tweede vraagt een evenwichtige besluitvorming mijns inziens dat de wettelijke beperking (Art. 100 PW) over de vertegenwoordiging van gepensioneerden tot maximaal 25% van het totaal aantal zetels wordt opgeheven en dat genomen besluiten en wijzigingen in het pensioenreglement alleen kunnen plaatsvinden op basis van een tweederde meerderheid van stemmen.
Wantrouwen misplaatst
In wet- en regelgeving is vastgelegd dat pensioenfondsbestuurders verantwoordelijk zijn voor een evenwichtige afweging van de belangen van alle deelnemersgroepen en ook werkgever(s). Behartiging van deelbelangen is dus niet toegestaan. PNO Media heeft zich altijd gekenmerkt door bestuurlijke evenwichtigheid en er is dan ook geen enkele reden om aan goede bedoelingen, onafhankelijkheid en professionaliteit van bestuurders te twijfelen. De belangen zijn echter groot. Voor gepensioneerden geldt: ‘Vertrouwen is goed, maar meer invloed geeft meer betrokkenheid en grip, en is op zijn plaats’. Ook in de Tweede Kamer krijgt governance aandacht. Dat punt komt zeker nog op de politieke agenda. Dat neemt niet weg dat het bestuur van ons fonds de mogelijkheden voor een evenwichtigere bestuurlijke vertegenwoordiging in het nieuwe stelsel alvast in kaart kan brengen.
Bestuurslid VGO Media
Anton de Bekker deelt in zijn maandelijkse column zijn persoonlijke visie over actuele pensioenonderwerpen.