Vroeg met pensioen en leven als God in Frankrijk?

In Nederland bestaat er een koppeling tussen de levensverwachting en de AOW-gerechtigde leeftijd. Die bedraagt tot en met het jaar 2027 67 jaar. Daarna gaat de leeftijd waarop we van de AOW kunnen gaan genieten met drie maanden omhoog naar 67 jaar en drie maanden. Daarom kijken velen met een mengeling van jaloersheid en laatdunkendheid (zeg op zijn Frans dédain) naar Frankrijk.

Dat Fransen het belangrijk vinden om al op vrij jonge leeftijd met pensioen te gaan om daarna – als het even kan – als God in hun mooie Frankrijk te gaan leven, zal niemand zijn ontgaan. Veel Fransen willen die verworvenheid niet opgeven. Ze zijn erg gehecht aan hun vrije tijd en aan hun leven buiten het werk. Frankrijk heeft bijvoorbeeld een 35-urige werkweek en behoort in Europa bij de landen met de meeste vrije dagen per jaar. Een linkse politiek analist schreef  “Voor veel Fransen staat werk kennelijk gelijk aan lijden”.

Een voorstel van de regering om de pensioengerechtigde leeftijd stapsgewijs van 62 jaar naar 64 jaar te verhogen bracht en brengt wekelijks honderdduizenden tegenstanders op de been. Dat wetsvoorstel op normale wijze door het parlement loodsen lukt niet. In de Franse Assemblée, vergelijkbaar met de Tweede Kamer in Nederland, heeft de coalitie van de regeringspartijen geen meerderheid. President Macron en de regering vreesden dat hun pensioenplan het niet zou halen als er gestemd zou worden. Daarom omzeilden ze het parlement via een speciaal grondwetsartikel, dat ook wel de ‘nucleaire optie’ wordt genoemd. Dat gebeurt overigens meer in Frankrijk.

De negenkoppige Constitutionele Raad In Frankrijk die moest beoordelen of de pensioenplannen in overeenstemming zijn met de grondwet – de laatste hoop van de tegenstanders – zag in de maand april geen fouten in de procedure die de Franse regering had gevolgd. Daarmee was de laatste hindernis voor de zo fel omstreden Franse pensioenhervorming van de baan. Wat de oppositie betreft, is het hiermee nog niet gedaan. De vakbonden riepen iedereen op van de Dag van de Arbeid een buitengewone demonstratie te maken.

Financiële houdbaarheid van een pensioenstelsel

Voorstanders van een verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd in omslagstelsels, zoals de AOW en de meeste Franse pensioenregelingen, wijzen graag op de verhouding tussen het aantal premiebetalers/werkenden en het aantal ontvangers van die in omslag gefinancierde pensioenen. Door vergrijzing wordt die verhouding inderdaad steeds ongunstiger. Dat hoeft echter niet per se een onoverkomelijk probleem te zijn.

Breder kijken is gewenst

Veel belangrijker is de verhouding tussen het aantal actieven en het aantal inactieven. De bevolking van ieder land kan in principe worden ingedeeld in drie categorieën: zij die beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt, zij die te jong zijn en zij die te oud zijn.
In ieder beschaafd land zijn er regelingen om aan mensen die niet zelf via werk of vermogen in hun levensonderhoud kunnen voorzien een overdrachtsinkomen toe te kennen; een inkomen dat hoog genoeg is om op een aanvaardbaar niveau aan het maatschappelijk leven te kunnen deelnemen.
Denk daarbij aan studenten, werklozen, zieken/arbeidsongeschikten en ontvangers van bijstand.
Daarbij is ook van belang dat AOW-uitkeringen veelal lager zijn dan inkomensgerelateerde uitkeringen, zoals bijvoorbeeld werkloosheidsuitkeringen en de uitkeringen bij ziekte of arbeidsongeschiktheid. Een relatief goedkope AOW-uitkering vervangen door een duurdere andere uitkering is dus niet altijd verstandig.

Alle overdrachtsinkomens moeten uiteraard wel door werkenden en vermogenden uit belastingen en sociale premies worden opgebracht. Op dit moment is dat in Nederland geen probleem. Het CBS houdt nauwkeurig bij hoe het verloop is van de verschillende bevolkingscategorieën. In 1970 was de omvang van onze bevolking 13.039.000 personen. Daarvan waren 4.806.000 personen beschikbaar voor de arbeidsmarkt, ofwel bijna 37%. Dat wil zeggen dat elke werkende ook nog de kosten droeg van 1,7 niet-werkenden. In hele getallen: er werkten drie mensen voor vijf niet werkenden.

In 2021 waren die cijfers: 8.280.000 werkenden en 9.150.000 niet werkenden op een totale bevolking van 17.430.000 personen. Van de totale bevolking was in 2021 47,5% beschikbaar voor de arbeidsmarkt. Een verhouding van 1 op 1,1. Ofwel in hele getallen: er werken negen mensen voor tien niet-werkenden. De situatie was in dat jaar dus veel gunstiger dan bijna vijftig jaar daarvoor. In het vierde kwartaal van 2022 lagen de cijfers nog gunstiger en hadden 9,7 miljoen mensen betaald werk. Dat komt neer op maar liefst 72,6% van de bevolking van 15 tot 75 jaar.

Van een echt probleem is nu dus geen sprake. Wel is het van belang dat de verhouding tussen actief en inactief niet zodanig scheef wordt dat het niveau van de collectieve lasten maatschappelijk niet langer wordt geaccepteerd.

Kapitaaldekking is niet altijd goedkoper dan omslag

Omdat bij omslag de pensioenpremies per definitie even hoog zijn als de pensioenuitkeringen, denken velen ten onrechte dat kapitaaldekking altijd goedkoper is. Bij kapitaaldekking kunnen de uitkeringen immers ook voor een belangrijk deel uit de beleggingsopbrengsten van het al aanwezige pensioenvermogen worden betaald.

In Nederland hebben we een pensioenstelsel met voor een deel omslag (de AOW) en voor een deel kapitaaldekking (aanvullende pensioenen zoals die van PNO Media). Uit studies blijkt dat sparen (kapitaaldekking) voordeliger is dan omslag zolang het reële rendement van kapitaaldekking hoger is dan de stijging van de reële lonen. In de wetenschap wordt dat de Aaron-conditie genoemd. In Nederland is dat lange tijd niet het geval geweest. Bij de grootste Nederlandse pensioenfondsen (denk aan het ABP) zien we dat de pensioenuitkeringen al lange tijd lager zijn dan de ontvangen pensioenpremies. In de nabije toekomst zal dat niet anders zijn.

Een combinatie van omslag en kapitaaldekking verdient de voorkeur

Een combinatie van omslag en kapitaaldekking verdient de voorkeur (Wereldbank, 1994). Omslagfinanciering beschermt tegen schokken op de financiële markten en onverwachte inflatie. Kapitaaldekking daarentegen beschermt tegen veranderingen in de demografie. Ook vanuit risicospreidingsoogpunt verdient een combinatie van omslag en kapitaaldekking daarom de voorkeur. Een voordeel van kapitaaldekking is bovendien dat de overheid minder goed in staat is begrotingsproblemen via lagere pensioenen op te lossen. Laten we daarom maar blij zijn met het gemengde Nederlandse pensioenstelsel: AOW in omslag en aanvullende pensioen kapitaalgedekt.


Bestuurslid VGO Media