Verkiezingen Provinciale Staten zijn een nog te nemen hobbel op weg naar de invoering van de Wet Toekomst Pensioenen (WTP)

Verkiezingen voor de Provinciale Staten krijgen meestal weinig aandacht en de opkomst van de kiezers is normaal gesproken niet erg hoog. Dit jaar zal dat vermoedelijk niet anders zijn. Op 15 maart – enkele dagen na de publicatie van deze column – mogen we onze stem weer uitbrengen.

Dit jaar speelt op de achtergrond ook de behandeling van de nieuwe pensioenwet (WTP – Wet Toekomst Pensioenen) in de Eerste Kamer (EK) een rol. De leden van de EK worden gekozen door de leden van de Provinciale Staten en dit jaar gebeurt dat op dinsdag 30 mei. Een grote verschuiving in de EK zou bij de behandeling van de wet problemen kunnen opleveren. Daarom heeft de regering er veel aan gedaan om de behandeling van de WTP af te ronden voordat de EK van samenstelling verandert. Of dat lukt, moet nog blijken.

Parlementaire behandeling WTP in laatste fase

De parlementaire behandeling van de WTP verkeert al met al in de laatste fase. Op 22 december is het wetsvoorstel door de Tweede Kamer aangenomen en de behandeling in de Eerste Kamer is nu in volle gang. Maar de regeringspartijen hebben in de EK geen meerderheid en om het wetsvoorstel erdoorheen te loodsen, is de steun van PvdA/GroenLinks noodzakelijk. Het ziet er naar uit dat die steun er gaat komen. In ruil voor de concessie om de groep werkenden zonder pensioen aanmerkelijk te verkleinen, hebben die partijen hun steun toegezegd.

Eerste Kamer gaat gedegen te werk

De EK gaat bij de behandeling van het wetsvoorstel beslist niet over één nacht ijs. De chambre de réflexion – zoals de EK ook wel genoemd wordt – let sterk op uitvoerbaarheid, noodzaak en wetskwaliteit. Op 14 en 21 februari organiseerde de EK daartoe deskundigenbijeenkomsten met vertegenwoordigers vanuit de wetenschap en de pensioenwereld. Deze deskundigen maakten aan de EK-leden duidelijk dat op basis van de WTP koopkrachtbehoud van pensioenen een illusie is. Het nieuwe stelsel biedt met name geen bescherming in periodes met een hoge inflatie en een hoge rente. Hoogleraar Theo Nijman, gesteund door andere deskundigen, pleitte daarom voor de invoering van een reëel beschermingsrendement. Dat is een vorm van rendementstoedeling aan de diverse groepen deelnemers en gepensioneerden waarbij compensatie voor inflatie een rol speelt.

Tekortkomingen en knelpunten in nieuwe pensioenwet worden steeds duidelijker

Ook de wel erg optimistische aannames werden gehekeld. Zo wordt in de ondersteunende modellen bij de nieuwe wet gerekend met een verwacht aandelenrendement van negen procent en een rente van vijf procent. Dat leidt voor het nieuwe pensioenstelsel uiteraard tot prachtige – soms zelfs bizarre – uitkomsten; betere uitkomsten dan in het huidige stelsel waarin in goede jaren een maximum voor de jaarlijkse pensioenopbouw en indexatie geldt.

Die aannames leiden er bovendien toe dat compensatie voor afschaffing van de doorsneepremie nauwelijks nodig zal zijn. Het rekenen met hoge rendementen leidt voor de groep deelnemers vanaf 45 jaar vaak tot betere pensioenresultaten dan in het huidige stelsel, waarin in goede jaren immers het principe ‘genoeg is genoeg’ wordt toegepast en de pensioenopbouw om die reden wordt gemaximeerd. Waar de kosten van compensatie afschaffing doorsneepremie eerder werden geraamd op zo’n drie procent van het pensioenfondsvermogen, lijken die nu soms geheel te zijn verdwenen, dan wel niet hoger te zijn dan één procent van het pensioenfondsvermogen.

Wetgeving op onderdelen inconsistent

De wet suggereert voorts keuzemogelijkheden voor gepensioneerden (zoals een vaste pensioenuitkering in plaats van een variabele) die in de pensioenmarkt voor de oudste groepen gepensioneerden – ook door verzekeraars – niet worden aangeboden. Op dat punt is de wet duidelijk inconsistent.

Pensioenuitvoeringsorganisaties vrezen te korte tijdslijnen

Pensioenuitvoerders geven aan dat zelfs als maar één procent van de deelnemers contact zoekt en om hulp of uitleg vraagt, de hele uitvoeringsorganisatie al onbereikbaar wordt en vastloopt. Om dergelijke problemen te voorkomen is meer voorbereidingstijd en tijd voor voorlichting nodig.

Conclusie deskundigen in de Eerste Kamer

Zoals de wet er nu ligt, is die naar de mening van de meeste deskundigen niet klaar voor invoering. De ongerijmdheden moeten er eerst uit worden gehaald en de nominale sturing in de wet (dat is beleid waarbij aanpassing van pensioenen aan inflatie geen doel is) moet ongedaan worden gemaakt. Ook de gehanteerde modellen voor doelstellingen en compensatieberekeningen verdienen extra aandacht.

Hoe nu verder

De Eerste Kamer kan geen wijzigingen in de wet aanbrengen. De meeste deskundigen pleiten daarom voor aanpassing van het wetsvoorstel door de Tweede Kamer in de vorm van een novelle. Dat is een aanvulling op een wetsvoorstel dat nog niet van kracht is. Of zo’n novelle er komt, zal blijken bij de plenaire behandeling.

Het blijft vooralsnog spannend.


Bestuurslid VGO Media